35-plussers onderschatten slagaderverkalking en daarmee risico op een hartinfarct

Hartinfarct man zwarte blouse grijpt naar hartRuim 70% van de 35-plussers denkt ten onrechte dat slagaderverkalking, de belangrijkste oorzaak van een hartinfarct, te genezen is. Ook staat 38% van hen niet bewust stil bij de conditie van hun hart en vaten.

Slagaderverkalking is een langzaam, onzichtbaar en vooralsnog onomkeerbaar proces in de bloedvaten dat ervoor zorgt dat de slagaders steeds verder vernauwen. Vrijwel niemand weet dat slagaderverkalking al in de jeugd begint. Dit blijkt uit onderzoek van GfK in opdracht van de Hartstichting onder ruim 1.000 mensen van 35 jaar en ouder.

Volgens de Hartstichting kan het aantal slachtoffers worden teruggedrongen als mensen zich bewuster worden van de risicofactoren. Daarnaast is het urgent dat we hart- en vaatproblemen eerder opsporen, zodat de groei van het aantal patiënten een halt kan worden toegeroepen.

Onderzoek GfK: 70% van de 35-plussers denkt ten onrechte dat belangrijkste oorzaak hartinfarct te genezen is.

Het merendeel van de 35-plussers (70%) realiseert zich dat de conditie van bloedvaten achteruit kan gaan. Toch staat 38% van hen niet (bewust) stil bij de gezondheid van hun hart en bloedvaten, voornamelijk omdat ‘er geen klachten zijn’. 16% is zich hier wel bewust van, maar leeft niet extra gezond terwijl het grootste deel wél een verhoogd risico loopt door overgewicht, hoge bloeddruk, verhoogd cholesterol en/of roken.

De meerderheid van de respondenten (64%) denkt dat slagaderverkalking na het 40e levensjaar ontstaat, terwijl dit verouderingsproces in de vaten al in de jeugd begint. Opvallend is dat slechts 16% weet dat slagaderverkalking niet te genezen is. Het beeld heerst dat deze ziekte eenvoudig op te lossen is, bijvoorbeeld met een operatie of medicijnen, terwijl de conditie van de vaten steeds verder verslechtert.

Floris Italianer, directeur Hartstichting: “Een hartinfarct slaat in veel gevallen onverwachts toe. Ongeveer de helft van de mensen die plotseling een hartinfarct krijgt, had vooraf géén duidelijke klachten. We kunnen het aantal slachtoffers terugdringen als mensen zich bewust zijn van de risicofactoren. Je kunt jaarlijks je bloeddruk en cholesterol meten. Ga na of hart- en vaatziekten in de familie voorkomen. Daarnaast is het noodzakelijk dat artsen het risico op een hartinfarct eerder kunnen opsporen, zeker met het oog op de groei van het aantal hart- en vaatpatiënten. Signaalstoffen, stofjes in het bloed die een verhoogd risico op vaatproblemen in een vroeg stadium kunnen aantonen, vormen daarbij de sleutel.”

Slagaderverkalking: vooralsnog onomkeerbaar en ongeneeslijk

Slagaderverkalking is de voornaamste oorzaak van een hartinfarct en een beroerte. Het is een langzaam, ingewikkeld en vooralsnog onomkeerbaar proces in de bloedvaatwand, dat ervoor zorgt dat de slagaders steeds nauwer worden en dichtslibben. Jaarlijks worden circa 30.000 mensen getroffen door een hartinfarct en 46.000 door een beroerte.

Signaalstoffen

Om een verhoogd risico op hart- en vaatziekten in een vroeg stadium op te sporen, zoekt de Hartstichting met wetenschappers naar signaalstoffen in het bloed. Voorbeelden van deze signaalstoffen zijn DNA en eiwitten, die cruciale informatie kunnen geven over hoe gevaarlijk de slagaderverkalking in iemands bloedvaten is. Door te meten welke stoffen actief of veranderd zijn, krijgen artsen veel informatie over wat er gaande is in het bloed en de bloedvaten. Met meer kennis van deze signaalstoffen kunnen artsen het risico op een hartinfarct of beroerte in de toekomst veel beter en op een laagdrempelige manier inschatten. Zo kunnen mensen op tijd een behandeling krijgen, hun leefstijl aanpassen of medicijnen slikken.

Eerder opsporen topprioriteit

Het eerder herkennen en opsporen van hart- en vaatziekten is een van de topprioriteiten van de Hartstichting en onderdeel van onze Onderzoeksagenda. Deze is in 2014 opgesteld samen met wetenschappers, zorgverleners, patiënten, vrijwilligers, donateurs en het Nederlandse publiek. Onderzoek richt zich op drie thema’s: meer kennis van klachten, het ontwikkelen van nieuwe manieren om families met een erfelijke aanleg op te sporen en het ontwikkelen van nieuwe tests voor diagnose.