Kennis Nederlanders over gevaren (mee)roken laag

sigaretNederlanders hebben weinig kennis van de gevaren van roken en meeroken. Zowel rokers als niet rokers schatten de risico’s van roken te laag in. Dit blijkt uit een onderzoek van TNS Nipo in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS).

Zowel rokers als algemeen publiek schatten vooral de risico’s van meeroken laag in: 51% van het algemeen publiek en 46% van de rokers erkent dat een hartaanval een gevolg kan zijn van meeroken. Voor hart- en vaatziekten liggen deze percentages op 62% en 54%.

Meer kans op luchtwegziekten voor kinderen die meeroken

Meeroken is zeer schadelijk voor je gezondheid. Meerokers hebben bijvoorbeeld 25 tot 30% meer kans op een hartaanval, 10 tot 50% meer kans op hart en vaatziekten, 20 tot 30% meer kans op een beroerte en 20 tot 30% meer kans om longkanker te krijgen. Kinderen die opgroeien in een omgeving waar gerookt wordt, hebben meer kans op babysterfte, luchtwegklachten, oorontsteking, verminderde longfunctie, astma en andere luchtwegziekten. Opvallend is dat een meerderheid van de rokers (86%) wel weet dat roken schadelijk is. Toch maakt 54% zich maar enigszins zorgen over de eigen gezondheid en 34% over de gezondheid van anderen.

Meer kennis over schadelijkheid

De overheid voert een niet-roken beleid met de nadruk op het voorkomen dat jongeren beginnen met roken. De overheid neemt maatregelen om rokers en niet rokers meer kennis bij te brengen over de gevaren van roken. Zo moeten sigarettenpakjes voortaan voor 65% bestaan uit afschrikwekkende foto’s met een waarschuwing. En op de verpakkingen staat het gratis telefoonnummer van de stoplijn (0800-1995) en de link naar de website www.ikstopnu.nl. Ook is gestart met een social media-aanpak om mensen voor te lichten over de nieuwe pakjes en de risico’s van roken en meeroken.

Enkele feiten:

  • Ieder jaar sterven ruim 20.000 mensen aan de gevolgen van roken.
  • Roken is de belangrijkste risicofactor voor kanker, hart- en vaatziekten en luchtwegaandoeningen als COPD.
  • Ieder jaar overlijden 3000 mensen aan hart of vaatziekten.
  • Ieder jaar overlijden 5300 mensen aan COPD.
  • Ieder jaar overlijden 10.000 mensen aan longkanker.
  • Van alle mensen met longkanker heeft 90% gerookt.
  • Meerokers hebben 20 tot 30% meer kans om longkanker te krijgen.
  • Meer dan de helft van alle sterfgevallen door kanker in de mond- of keelholte of slokdarm hangt samen met roken.

Meer mensen overleden aan dementie en COPD

In 2015 zijn meer mensen gestorven aan dementie en COPD. Er overleden vorig jaar ruim 147 duizend mensen, 8 duizend meer dan een jaar eerder. Dementie en COPD waren samen verantwoordelijk voor 33 procent van deze stijging. Dit meldt CBS.

Vorig jaar overleden meer mensen, bijna 6 procent, dan in 2014. Er stierven in 2015 meer mensen aan dementie/Alzheimer (11 procent) en meer aan chronische obstructieve longaandoeningen (COPD, 20 procent). Ook overleden meer mensen aan hartfalen, longontsteking en aan de gevolgen van een val.

Bijna 10 procent overleden aan gevolgen van dementie
De meeste mensen (14 duizend) overleden aan de gevolgen van dementie. Dementie kan, naast cognitieve problemen, leiden tot problemen met de ademhaling, slikken of plassen. Als mensen aan de gevolgen van deze problemen overlijden, wordt dementie als doodsoorzaak aangemerkt. Als zij vallen en verongelukken door houdings- of bewegingsproblemen is een val de doodsoorzaak.

Na dementie overlijden de meeste mensen aan longkanker of een beroerte. Bij mannen zijn de belangrijkste doodsoorzaken longkanker, dementie en een beroerte. Bij vrouwen zijn dit dementie, een beroerte en hartfalen.

44 duizend mensen overleden aan een vorm van kanker
Aan kanker overleden in 2015 44 duizend mensen (30 procent van alle overledenen), bijna 24 duizend mannen en ruim 20 duizend vrouwen. Daarbij is longkanker voor mannen de belangrijkste doodsoorzaak, gevolgd door dikkedarm- en prostaatkanker. Voor vrouwen was dat long-, borst- of dikkedarmkanker.

Bijna 40 duizend mensen overleden aan hart- en vaatziekten
In 2015 stierven bijna 40 duizend mensen aan hart- en vaatziekten, bijna 19 duizend mannen en 21 duizend vrouwen. Hart- en vaatziekten vormden 27 procent van de sterfte. De meesten overleden door een beroerte (9,6 duizend), gevolgd door hartfalen (7,7 duizend), het acuut hartinfarct (5,4 duizend) en een chronisch ischemische hartziekte (3,1 duizend).

Op latere leeftijd andere doodsoorzaken
Negen van de tien mensen die in Nederland overlijden zijn ouder dan zestig jaar. Bij mensen die voor hun zestigste overleden, waren longkanker, zelfdoding en borstkanker de grootste doodsoorzaken. Mensen van 60 tot 75 jaar overleden vooral aan longkanker, COPD of dikkedarmkanker. Bij oudere mensen waren dementie (inclusief Alzheimer), beroerte en hartfalen de belangrijkste doodsoorzaken.

Samenwerkingsafspraken over telebegeleiding bij hartfalen

Cardiologen, verpleegkundigen, huisartsen, patiëntenverenigingen en zorgverzekeraars hebben in gezamenlijkheid samenwerkingsafspraken en kwaliteitscriteria opgesteld voor de invoering van telebegeleiding bij hartfalen. Doel van deze afspraken is om telebegeleiding op een veilige, maatschappelijk en wetenschappelijk verantwoorde manier breed in te voeren en op te schalen in de behandeling van patiënten met hartfalen in Nederland.

“De verwachting is dat het aantal patiënten met hartfalen in Nederland tot 2040 zal toenemen. Telebegeleiding, educatie en monitoring van patiënten op afstand, gaan een steeds belangrijkere rol spelen in de zorg en ondersteuning van patiënten met hartfalen”, aldus Inge van den Broek, beleidsadviseur van De Hart&Vaatgroep. “We weten al dat patiënten deze vorm van zorg waarderen”.

“Echter, in de richtlijnen staat dat er te weinig evidentie is voor een duidelijk advies over het gebruik van telebegeleiding”, vervolgt cardioloog Folkert Asselbergs van het UMC Utrecht namens de Nederlandse Vereniging voor Cardiologie. “Redenen hiervoor zijn de wisselende uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek. Tevens is op dit moment de kosteneffectiviteit van telebegeleiding in Nederland nog onvoldoende bewezen”. Dit beaamt Ellen Huijbers, kaderhuisarts hart- en vaatziekten en lid van de HartVaatHag. “De opinie bij de beroepsgroepen, patiëntenverenigingen en zorgverzekeraars is dat de inzet van telebegeleiding kan werken, maar dat het momenteel nog onduidelijke is welke patiëntgroep het meeste baat heeft bij welke vorm van telebegeleiding. Een belangrijke andere belemmering is de huidige beperkte structurele vergoeding welke voor telebegeleiding beschikbaar is.”

In het consensusdocument worden kaders gesteld waar een telebegeleidingssysteem aan moet voldoen, welke plaats telebegeleiding krijgt in de gezondheidszorg en wie er in aanmerking komt voor telebegeleiding. “Op deze manier willen we in gezamenlijkheid richting geven aan het verantwoord inbedden van telebegeleiding in de hartfalenzorg”, zegt Asselbergs. “We gaan starten met de implementatie, maar het is wel zaak landelijk eenduidig te registreren op dezelfde eindpunten en zo te onderzoeken voor welke groep patiënten telebegeleiding van toegevoegde waarde is en hoe we het kosteneffectief inzetten”.

Naast patiënten en zorgverleners zijn zorgverzekeraars nauw betrokken bij de ontwikkeling van de afspraken. Jantien Nagtegaal, programmamanager Zorginnovatie bij CZ: “de implementatie van de Landelijke Transmurale Afspraak hartfalen in de regio’s is ons inziens een uitgelezen kans om ook afspraken te maken over de inzet van telebegeleiding. We hebben er als zorgverzekeraars vertrouwen in dat met deze samenwerkingsafspraken de verdere opschaling van zorgpaden hartfalen met de inzet van telebegeleiding een stap dichterbij is”.

Het consensusdocument is tot stand gekomen door een samenwerking van de Nederlandse Vereniging voor Cardiologie, De Hart&Vaatgroep, HartVaatHAG (huisarts expertgroep), Nederlandse Vereniging voor Hart en Vaat Verpleegkundigen en zorgverzekeraars Zilveren Kruis, CZ, VGZ en Menzis.