De ervaren gezondheid van zelfstandig wonende ouderen neemt af met de leeftijd. Onder tehuisbewoners neemt het gevoel van gezondheid juist toe. 85-plussers in verpleeg- en verzorgingshuizen voelen zich zelfs even vaak gezond als zelfstandig wonende 85-plussers, hoewel zij meer aandoeningen hebben en fysiek minder kunnen. Dit meldt het CBS op basis van nieuwe analyses van de Gezondheidsenquête en het Onderzoek ouderen in instellingen.
In 2016 woonden 116 duizend mensen van 55 jaar of ouder langdurig in een verpleeg- of verzorgingshuis. Dat is 2 procent van alle 55-plussers. Dertig procent van deze instellingsbewoners is 90 jaar of ouder, drie kwart is een vrouw. Het aantal mensen in een verzorgings- of verpleeghuis neemt al jaren af. In 1998 woonden 141 duizend 55-plussers in een verzorgings- of verpleeghuis, 4 procent van alle 55-plussers. Vergeleken met 1998 is niet alleen het aandeel tehuisbewoners verminderd, zij zijn gemiddeld ook iets ouder.
Ouderen in instellingen: vaak een beperking en aandoening
SCP en CBS hebben in 2015/2016 onderzoek gedaan onder ouderen in verpleeg- of verzorgingshuizen. Zij vroegen 1,6 duizend tehuisbewoners naar hun gezondheid en leefsituatie. Deze ouderen bleven tot nu toe buiten beeld in CBS enquêteonderzoeken zoals de Gezondheidsenquête. Uit het onderzoek komt naar voren dat 8 op de 10verpleeg- en verzorgingshuisbewoners fysieke beperkingen hebben. 44 procent van de bewoners kampt met ernstige fysieke beperkingen, zij hebben bijvoorbeeld grote moeite om zichzelf te wassen, naar het toilet te gaan en zich aan- en uit te kleden. 37 procentheeft zeer ernstige fysieke beperkingen, zij kunnen niet meer zonder hulp in en uit bed stappen, of zelf opstaan uit een stoel.
De meeste bewoners hebben meer dan één chronische aandoening. Bijna 60 procent van de tehuisbewoners heeft twee tot vier aandoeningen, een kwart heeft vijf of meer aandoeningen. Slechts 4 procent van de ouderen heeft geen enkele chronische aandoening. Veel voorkomende aandoeningen zijn onvrijwillig urineverlies (55 procent), gewrichtsslijtage of chronische gewrichtsontsteking zoals artrose of reuma (42 procent), diabetes (21 procent), of de gevolgen van een beroerte (18 procent).
Ouderen thuis: vaker, maar niet altijd, gezond oud
Anders dan tehuisbewoners zijn zelfstandig wonende ouderen veel minder vaak ernstig beperkt, al gaan niet alle dagelijkse handelingen de thuiswonende 55-plussers gemakkelijk af. Zwaar huishoudelijk werk doet bijvoorbeeld maar 57 procent van de thuiswonende 55-plussers zonder moeite. Nu zijn zelfstandig wonende ouderen gemiddeld 17 jaar jonger dan ouderen die in een instelling wonen, en zij zullen om die reden minder beperkingen hebben. Als we kijken we naar de alleroudsten die zelfstandig wonen, de mensen boven de 80 jaar, dan is hun gemiddelde leeftijd ongeveer gelijk aan die van tehuisbewoners (85 jaar) en kunnen we een betere vergelijking maken. Ruim 6 op de 10 thuiswonende 80-plussers heeft moeite met traplopen, een derde met aan- en uitkleden. 52 procent heeft moeite met zich buitenshuis te verplaatsen. Van de tehuisbewoners heeft 90 procent moeite met traplopen, 76 procent met aan- en uitkleden en 80 procent zegt moeite te hebben met zich buitenshuis te verplaatsen.
Zelfstandig wonende ouderen boven de 80 hebben minder vaak last van (chronische) aandoeningen dan ouderen in verzorgings- of verpleeghuizen. Sommige aandoeningen komen ongeveer net zo vaak voor als bij tehuisbewoners, zoals diabetes (18 procent, bij tehuisbewoners 21 procent) en astma, chronische bronchitis of longemfyseem (13 procent, bij tehuisbewoners 15 procent).Andere aandoeningen zoals onvrijwillig urineverlies komen een stuk minder vaak voor (28 procent, bij tehuisbewoners 55 procent).