Vanmiddag is het Van Gogh Museum gestart met een uniek programma voor blinde en slechtziende bezoekers en hun ziende vrienden, familie en begeleiders. Van Gogh op gevoel bestaat naast een interactieve rondleiding uit een aanraaksessie waarin een beroep wordt gedaan op verschillende zintuigen. Het speciale programma is financieel mede mogelijk gemaakt door het Oogfonds.
Vier keer per jaar nemen speciaal getrainde rondleiders de bezoekers mee door het museum, waar het verhaal van Van Gogh wordt toegelicht aan de hand van zijn schilderijen. In een speciaal ingericht atelier vindt vervolgens een aanraaksessie plaats. Relievos, hoogwaardige 3D reproducties van Van Goghs schilderijen, staan hierbij centraal. En ook aan reliëfkaarten en een maquette van De slaapkamer kan uitgebreid gevoeld worden.
Zintuigen geprikkeld
Bij de aanraaksessies worden ook de overige zintuigen niet vergeten. Zo wordt de neus geprikkeld met de geur van lavendel uit Zuid-Frankrijk en kan worden geluisterd naar briefcitaten van Van Gogh. Deze bijzondere combinatie staat garant zowel voor een intensieve Van Gogh ervaring. Bij de ontwikkeling van het programma is nauw samengewerkt met mensen met een visuele beperking.
Meer dan zien
Edith Mulder, directeur van het Oogfonds: “Ook mensen met een visuele beperking hebben interesse om een museum te bezoeken. Kunst is namelijk meer dan ‘zien’. Kunst draait om een ervaring, om verhalen en om emotie; kunst draait om voelen. Dat geldt voor iedere kunstliefhebber, dus ook voor degenen niet of slecht kunnen zien. Het Van Gogh museum heeft dat voelen heel letterlijk genomen met het programma Van Gogh op gevoel.”
Inspirerend voorbeeld
“Ik ben erg blij dat het Oogfonds dankzij onze donateurs een bijdrage heeft kunnen leveren aan dit prachtige project van het Van Gogh Museum. Door de unieke benadering komt het werk en het indrukwekkende levensverhaal van de beroemdste kunstenaar ter wereld binnen handbereik van een grote groep mensen voor wie kunst in het verleden vaak onbereikbaar was. Ik hoop dan ook van harte dat veel musea dit inspirerende voorbeeld zullen volgen.”