De Nierstichting heeft 1.25 miljoen euro subsidie toegekend voor een onderzoek waarbij het UMCG, Erasmus MC, LUMC en AMC samenwerken om de mogelijke beschermende rol van kalium-inname op de nier te onderzoeken. Patiënten met nierfalen of ernstige chronische nierschade krijgen een kaliumbeperkt dieet. Recente studies laten echter zien dat juist patiënten die het meeste kalium aten, minder nierschade ontwikkelden. Het verband tussen kalium en nierschade werd in deze studies echter niet direct onderzocht. Daarom is het nog onduidelijk of dit een rechtstreeks effect van kalium is. Dankzij een subsidie van de Nierstichting kan dit nu voor het eerst onderzocht worden.
Ewout Hoorn (projectleider van het consortium): “Als je meer kalium eet, scheiden je nieren niet alleen meer kalium, maar ook meer natrium (zout) uit. Kalium werkt dus als een katalysator om natrium te verwijderen en dat is gunstig voor de bloeddruk. Dit verklaart waarom bij gezonde mensen het innemen van de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid kalium helpt om de bloeddruk en nierfunctie gezond te houden. Maar hoe dat in het lichaam precies werkt is nog niet helemaal bekend. En hoe dit werkt bij patiënten met chronische nierschade is helemaal onduidelijk. Als kalium inderdaad de gunstige effecten heeft die wij vermoeden, kan een dieet met meer kalium en minder natrium belangrijke gezondheidswinst boeken bij nierpatiënten.”
Het onderzoek is een samenwerking tussen het Erasmus MC, het UMC Groningen, het Leids UMC en het AMC. Zij gaan onderzoek doen in het lab, maar ook met gezonde mensen en patiënten met verschillende stadia van chronische nierschade, om uit te zoeken of kalium de nierfunctie beïnvloedt, hoe dat werkt, en wat het effect is van de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid kalium in het dieet.
Beide onderzoeken starten medio 2017 en hebben een looptijd van vijf jaar. Tom Oostrom (directeur Nierstichting): “De kans dat je resultaten krijgt die écht verschil maken voor patiënten is groter als je in grote projecten onderzoek doet naar de oorzaken, de gevolgen én de behandeling. Dat vereist expertise uit verschillende centra, die je niet zo maar bij elkaar krijgt. Dankzij de giften van onze donateurs kunnen we nu dit onderzoek mogelijk maken.”