Bij het huidige inentingsbeleid, met de eerste prik rond de leeftijd van twee maanden, blijven de allerjongsten onbeschermd tegen kinkhoest. Tegelijkertijd zijn zij het meest kwetsbaar voor de ziekte en kunnen zij er zelfs aan sterven. De Gezondheidsraad vindt dat effectieve en veilige aanvullende bescherming kan komen van antistoffen via de moeder. Dat kan door haar in het derde trimester van de zwangerschap vaccinatie tegen kinkhoest aan te bieden.
De allerjongsten zijn onvoldoende beschermd
Kinkhoest kan op alle leeftijden voorkomen maar is het gevaarlijkst voor zuigelingen en jonge kinderen. Die moeten relatief vaak opgenomen worden in ziekenhuizen en zij kunnen er incidenteel aan sterven. Daarom is kinkhoest een van de ziekten waartegen kinderen via het Rijksvaccinatieprogramma sinds jaar en dag worden ingeënt. Vanaf de eerste dosis van het vaccin – rond de leeftijd van twee maanden – bouwt het kind geleidelijk afweer op tegen de ziekte, ondersteund door de volgende doses van het vaccin. Uit de continue registratie van ziektegevallen en ziekenhuisopnames blijkt dat kinderen tijdens de eerste levensmaanden nog niet afdoende beschermd zijn tegen kinkhoest.
Vaccinatie van zwangere vrouwen levert winst op
Volgens de Gezondheidsraad vormt vaccinatie tijdens de zwangerschap een voor de hand liggende, effectieve en veilige aanvulling op de bestaande vaccinatie van zuigelingen. Op basis van recente inzichten en gegevens is aannemelijk dat vaccinatie van de zwangere vrouw helpt om haar zuigeling te beschermen: het aantal ziekenhuisopnamen onder zuigelingen tot en met vijf maanden zal naar verwachting afnemen van gemiddeld meer dan honderd per jaar naar ongeveer twintig tot dertig per jaar. Ook de al zeer zeldzame sterfte onder zuigelingen kan hierdoor nog verder verminderen. Eén prik in het derde trimester volstaat.
Anticiperen op begrijpelijke weerstanden
Het standpunt om tijdens de zwangerschap zo min mogelijk interventies – bijvoorbeeld geneesmiddelengebruik – te ondergaan, wordt in onze samenleving breed gedragen. Op zich terecht, vindt de raad, maar voor dit specifieke doel lijkt een uitzondering gerechtvaardigd. Ook hier is immers het doel om gezondheidsschade bij het kind te voorkomen. Toch is het moeilijk te voorspellen hoe de houding van Nederlandse zwangere vrouwen in deze zal zijn. De raad adviseert de minister om dit eerst te onderzoeken. De gegevens kunnen ook helpen om de voorlichting en de publiekscommunicatie vorm te geven. Tot slot is monitoring belangrijk om te kunnen evalueren of het ook daadwerkelijk lukt om jonge zuigelingen beter te beschermen tegen kinkhoest.