Roep ‘levertraan’ en je ziet meteen wie het ooit geslikt heeft. Want mensen die de smaak van levertraan van vroeger kennen, trekken meteen een vies gezicht. Een tijd was levertraan uit beeld, vooral door de komst van vitamine D-supplementen. Maar tegenwoordig kun je het weer overal kopen, en er worden opnieuw bijzondere eigenschappen aan toegedicht. Maar wat moet je nou kiezen, wat is goed en slim? Die vraag krijgt het Vitamine Informatie Bureau regelmatig. Tijd om het uit te zoeken!
Levertraan: hoe zat het ook al weer?
Levertraan is afkomstig van de lever van onder andere kabeljauw, schelvis of heilbot. Niet van walvissen trouwens. Die leverde traan, dat werd gebruikt voor margarine. Levertraan is een vette olie die jodium, fosfor, vitamine A en D bevat. Bovendien bevat levertraan ook visvetzuren waarvan bekend is dat ze een gunstig effect op onze gezondheid hebben. Nadeel van levertraan is de vaak hoge concentratie aan vitamine A. Levertraan werd vroeger vooral gegeven om een tekort aan vitamine D te behandelen of te voorkomen (1).
Vroeger was de levertraan niet zuiver en had het een donkere kleur, een ranzige smaak en een geur van rotte vis. Alle reden dus voor walging en vieze gezichten. Tegenwoordig is er echter ook zuivere levertraan; een kleurloze of lichtgele olie met een enigszins visachtige maar niet ranzige smaak en geur.Voor de smaak hoef je het dus niet te laten. Opvallend is ook nog dat veel levertraanproducten extra vitamines bevatten, dus meer dan er van nature al in zit. En de mooie benamingen zijn ook niet van de lucht: er bestaat zelfs extra virgin levertraan, met een ‘vette’ knipoog naar olijfolie.
Van levertraan naar vitamine D supplement
Sinds 1961 mag vitamine D aan margarine worden toegevoegd. Daardoor is de consumptie van levertraan sterk verminderd. Toch hebben vandaag de dag veel mensen extra vitamine D nodig. De Gezondheidsraad adviseert deze mensen een vitamine D-supplement te nemen (2). Doel daarvan is niet zozeer het voorkomen van een tekort, zoals in de tijd van de levertraan, maar het voorkomen van chronische ziekten, zoals osteoporose.
De keuze: neem wat je nodig hebt!
Dan dus de vraag wat je het beste kunt nemen: een vitamine D supplement of levertraan.
Het belangrijkste is natuurlijk: wat heb je nodig? Gaat het alleen om vitamine D, dan ligt het voor de hand om een D-supplement te nemen. Want neem je levertraan, dan krijg je er – onder meer – meteen een flinke dosis vitamine A bij. Bij sommige producten nader je dan al gauw de veilige bovengrens. Het langdurig innemen van vitamine A boven die grens kan klachten veroorzaken die uiteenlopen van hoofdpijn tot oogafwijkingen. Het is dus een kwestie van goed op de verpakking kijken. Voor visvetzuren geldt min of meer hetzelfde: die heb je niet extra nodig als je al regelmatig (vette) vis eet.
Een vitamine D supplement is exact wat het is: extra vitamine D, niet meer en niet minder. Wil je naast vitamine D ook extra vitamine A en visvetzuren nemen, dan is levertraan een optie. Kijk dan wel goed naar de doseringen, die lopen sterk uiteen.